De aanwezigheid van een mysticus op de trouw van Filip en Mathilde.

Over de symboliek van een prinselijke huwelijksliturgie

 

Marcel Gielis

 

Zie kaft van de overdruk uit Communio (met afbeeldingen: Ruusbroec tussen Filip en Mathilde en het schilderij van Ruusbroec uit de Brusselse kathedraal)

 

Bij het bekijken van een video-opname van de TV-uitzending van het kerkelijk huwelijk van prins Filip en prinses Mathilde werd ik sterk getroffen door enkele beelden waarbij het portret van de grote Brabantse mysticus Jan van Ruusbroec (1293-1381) tussen de hoofden van het bruidspaar te zien was. Dat dit portret in de kathedraal van Sint-Michiel en Sinte-Goedele in Brussel hangt is eigenlijk zeer normaal: Ruusbroec was van 1317 tot 1343 kapelaan in deze kerk, vóór hij zich samen met twee andere priesters terugtrok in de eenzaamheid van het Zoniënwoud om daar in de kluis van Groenendaal een kloostergemeenschap van reguliere kanunniken te gaan vormen. Toch is het waarschijnlijk geen toeval dat van de vele schilderijen die er in de Brusselse kathedraal hangen, juist het portret van Ruusbroec verschillende keren zo prominent in beeld kwam tijdens de TV-reportage van de prinselijke huwelijksliturgie.

Ik meen dit vooral te kunnen afleiden uit het feit dat dit portret op de zojuist beschreven wijze in beeld verscheen op het ogenblik dat het jeugdkoor La Choraline het koraal Wachet auf, ruft uns die Stimme in de bewerking van Johann Sebastian Bach (BWV 645) zong, meer bepaald de laatste regels van de eerste strofe, die als volgt luiden: "Wohl auf, der Bräutigam kommt; Steht auf, ... ihr müsset ihm entgegen gehn!" In de Nederlandse bewerking van dit koraal, die opgenomen is in Zingt Jubilate (nr. 555; Liedboek voor de kerken, nr. 262), klinken die verzen zo: "Gij, slapenden, ontwaakt: uw Bruidegom genaakt. ... Nu opgestaan. ... Gij moet Hem ijlings tegengaan". Deze regels zijn eigenlijk een citaat uit de parabel van de vijf wijze en de vijf dwaze maagden (Mt. 25,1-13): het vers Mt. 25,6 luidt in de recentelijk herziene Willibrordvertaling (1995) als volgt: "Midden in de nacht klonk er geroep: ‘Daar is de bruidegom! Ga hem tegemoet!’". Nu is het uitgerekend dit vers waarop Ruusbroecs hoofdwerk Die chierheit der Gheesteliker Brulocht (hertaald als De verhevenheid van de Geestelijke Bruiloft) een breed uitgewerkt commentaar vormt. In het prachtige middeleeuwse Brabants van Ruusbroec klinkt de oproep tot de bruidsmeisjes uit Mt. 25,6 zo: "Siet, de brudegom comt, gaet ute hem te ontmoete". Iemand die weet heeft van de centrale plaats van de bruidsmystiek in het werk van Ruusbroec (en van andere grote christelijke mystici), kan moeilijk anders dan een diepe symbolische betekenis toekennen aan de verschijning van de Brabantse mysticus tezamen met een bruidspaar in één en hetzelfde (TV-)beeld, terwijl bovendien de sublieme muzikale vertolking van dezelfde bruidsmystiek door Bach te horen is,

Behalve in het lied Wachet auf werd bovendien op andere plaatsen in de huwelijksliturgie gezinspeeld op de symbolische betekenis van het christelijk huwelijk. Als eerste lezing werd een tekst uit het Hooglied (8,5-7) en als evangelie werd het verhaal van de bruifoft van Kana (Joh. 2, 1-11) gelezen. Kardinaal Danneels ging tijdens zijn homilie in op de parabel van de tien bruidsmeisjes (Mt. 25,1-13), waar het koraal Wachet auf dus op gebaseerd is, en op het verhaal van de bruiloft van Kana, en citeerde aan het slot nog enkele verzen uit de lezing van het Hooglied. Het lied Set me as a seal upon Thine heart van William Walton, dat de Capella Sancti Michaelis tijdens de begroeting van de genodigden zong, verwijst naar de tekst van de eerste lezing (Hoogl. 8,6: "Draag mij als een zegel op je hart, als een zegelring aan je vinger"). Tijdens dit lange voorbereidende ritueel van de verwelkoming van de gasten zong La Choraline o.a. Nigra sum van Pau Casals; ik vermoed dat het hier gaat om het derde antifoon van de vespers van de H. Maagd, waarvan de tekst eveneens ontleend is aan het Hooglied (1,5). Tijdens de communie, nadat La Choraline Wachet auf had ten gehore gebracht, zong de Capella Sancti Michaelis Scapulis suis; het kan hier gaan om een bewerking van de communio van de eerste zondag van de vasten, waarvan de tekst ontleend is aan psalm 91 (vers 4: "Hij [God] dekt je toe met zijn vleugels"; vgl. Ps. 57,2 en 61,5; nu wordt in het Hebreeuws voor vleugel en mantel hetzelfde woord gebruikt en bestond in het oude Israël het gebruik "dat een man die zijn mantel over een vrouw uitspreidt, aangeeft dat hij haar tot vrouw neemt" [Ellen van WOLDE, Ruth en Noömi, twee vreemdgangers, Baarn/ Ten Have, 1993, p. 88; vgl. 56-57 en 88-89]; de vleugels of de mantel vormen dus in de bijbelse denkwijze een onderdeel van de bruidssymboliek). Bruid en bruidegom hebben zelf zeer expliciet naar de symboliek van het huwelijk verwezen in het gebed dat ze uitgesproken hebben na de trouwbelofte en het overreiken van de ringen: "Doe ons elke dag meer en meer gelijken op uw Zoon, Jezus Christus, die zozeer de Kerk, zijn bruid, heeft liefgehad, dat Hij zelfs zijn leven heeft gegeven voor haar en voor de hele wereld". De nieuwtestamentische tekst waarop hier wordt gezinspeeld is de epistellezing van de huwelijksmis in de Romeinse liturgie: Ef. 5,21-33. In de voorbeden werd de betekenis aangegeven van de symboliek, waarop de sacramentaliteit van het huwelijk gegrond is: "God, onze Heer, U nodigt ieder mens uit om de ander lief te hebben zoals U ons liefhebt. Wij danken U voor de liefde die U tussen Filip en Mathilde hebt doen ontstaan. Vandaag geeft U hen door het sacrament van het huwelijk de kracht van Uw eigen Liefde". God zelf brengt dus man en vrouw samen. Filip en Mathilde hebben in hun gebed God daarvoor gedankt: "God onze Vader, wij zeggen U dank. In Uw grote liefde en voorzienigheid hebt Gij ons tot elkaar geleid, tot op deze dag, waarop wij door het sacrament van het huwelijk man en vrouw zijn geworden".

 

Van Dale bepaalt het huwelijk als de "wettelijk geregelde verbintenis tot het samenleven van een man en vrouw"; als zodanig is het een "aardse werkelijkheid" (E. SCHILLEBEECKX, Het huwelijk. Aardse werkelijkheid en heilsmysterie, Bilthoven, 1963). Zoals algemeen gebeurt in de godsdiensten wordt een dergelijke werkelijkheid aangegrepen om een of ander aspect van de verhouding van God en mens of van het beloofde heil uit te beelden. In verband met werkelijkheden zoals het huwelijk spreekt Umberto Eco van ‘semantische universalia’, d.w.z. algemeen verspreide gegevenheden aangaande het lichamelijke bestaan van de mens in de wereld: boven en onder, links en rechts, leven en dood, pijn en genot, honger en dorst. Zeker horen hier ook toe mannelijkheid en vrouwelijkheid, seksualiteit en vruchtbaarheid, vaderschap en moederschap toe (hoewel sommigen dit zullen bestrijden om sterker de andruk te leggen op de culturele gebondenheid van deze werkelijkheden). Dergelijke ‘natuurlijke’ werkelijkheden worden door de godsdiensten aangegrepen om de ‘bovennatuurlijke’ werkelijkheden te symboliseren, d.i. uit te beelden en tegelijk ook aanwezig te stellen. Door de verwijzing naar die semantische universalia kunnen godsdienstige werkelijkheden door alle mensen begrepen worden. De seksuele band of de liefde tussen man en vrouw biedt bijzonder rijke mogelijkheden tot symboliseren omdat deze liefde zo creatief kan zijn: uit deze liefde worden nieuwe mensen geboren.

Zo grijpt de bijbels-christelijke traditie de ‘aardse werkelijkheid’ van het huwelijk aan om iets te verkondigen over de verhouding van God tegenover zijn volk. Hosea en andere profeten zien in de trouwe liefde tussen een man en een vrouw een uitbeelding van het verbond tussen God en zijn volk. Zo ontdekt Israël in het licht van de verbondstheologie geleidelijk aan de betekenis van het huwelijk. Omgekeerd maakt deze ontdekking van de symboliek van seksualiteit en huwelijk de mystiek-religieuze interpretatie van de liefdespoëzie van het Hooglied mogelijk. Ook in het boek Ruth speelt deze symboliek een rol. Boaz doet uiteindelijk zelf tegenover Ruth wat hij haar had toegewenst dat God het tegenover haar zou doen: haar met de mantel bedekken. Wanneer Boaz dit doet bij Ruth geeft hij te kennen dat hij haar tot vrouw neemt. Hij wordt de (ver)losser van Ruth door met haar te trouwen. Wanneer evenwel het huwelijk het reddende en heilzame verbond van God met zijn volk symboliseert, stelt het deze werkelijkheid ook present, want een symbool is geen loutere verwijzing naar een werkelijkheid buiten zichzelf, maar bevat a.h.w. deze werkelijkheid. In het huwelijk is de reddende God van het verbond zelf werkzaam aanwezig. Hij brengt man en vrouw samen tot hun beider geluk en heil. Dit is de boodschap van het verhaal van Adam en Eva, die in het aards paradijs door God bij elkaar gebracht worden en aan elkaar gegeven.

In Mk. 10,1-12 (en par.) en Mt. 19,1-12 trekt Jezus (evenals Paulus in 1 Kor. 7) de ethische consequenties uit de oudtestamentische opvattingen: in de discussie tussen de scholen van Hillel en Sjammai kiest hij positie voor de uiterst strenge richting en leert de volstrekte onverbreekbaarheid van het huwelijk, althans van het geldige huwelijk (de uitzondering voor het geval van ontucht bij Mt. heeft eigenlijk hierop betrekking; men zou dus beter vertalen "in geval van ongeldig huwelijk" i.p.v. "in geval van ontucht"). 'Onhuwbaar omwille van het Rijk der hemelen' zijn op de eerste plaats zij die door hun huwelijkspartner verlaten zijn en door alleen te blijven getuigenis afleggen voor de onverbreekbaarheid van hun huwelijk; in de Traditie wordt dit woord evenwel ook toegepast op hen die kiezen voor de godgewijde maagdelijkheid. Ook in de evangelies is op diverse plaatsen sprake van de symbolische betekenis van het huwelijk. In het woord over het vasten duidt Jezus zichzelf aan als de bruidegom (Mk. 2, 19-20 en par.) en zinspeelt aldusop het messiaanse bruilofsfeest, wanneer God zijn volk voorgoed met zich zal verenigen. Bruidssymboliek vinden we eveneens in Mt. 22,1-14 (de parabel van het bruiloftsfeest en -kleed) en 25,1-12 (de parabel van de vijf wijze en vijf dwaze maagden) en vooral in het Johannesevangelie: Jezus’ openbaar leven begint met de bruiloft van Kana; Johannes de Doper noemt zich de vriend van de bruidegom (= de Messias) Jezus Christus (Joh. 3,29); de Samaritaanse vrouw symboliseert (evenals de overspelige vrouw en Maria Magdalena) de Kerk en de gelovige en is dus a.h.w. de bruid. In Ef. 5,23-33 heeft de Traditie de fundamentele nieuwtestamentische tekst over het huwelijk gezien: het huwelijk is een ‘mysterie’ of sacrament, nl. een ‘symbool’ voor de band tussen Christus en zijn Kerk en het bewerkt bijgevolg een gelijkaardige liefdeband; in sommige handschriften wordt gezegd dat de Kerk "vlees van Zijn vlees en been van Zijn gebeente" is. In Apokalyps is sprake van de bruiloft van het Lam (19,7; 21,2 en 9; 22,17).

Sinds Origenes (3de eeuw) en vooral sinds Bernardus (12de eeuw) maken mystieke schrijvers veelvuldig gebruik van de huwelijkssymboliek om de verhouding tussen Christus en de ziel te beschrijven. Sinds Petrus Lombardus (12de eeuw) wordt deze symboliek algemeen beschouwd als de grondslag van de sacramentaliteit van het huwelijk: het symbool verwijst niet alleen naar heil, maar stelt het ook aanwezig; het heeft bijgevolg een heilzame werking. De symbolische betekenis van seksualiteit en huwelijk vinden we ook uitgedrukt in de christelijke iconografie, bv. in de miniaturenreeks die hierbij afgebeeld is. Dat het huwelijk een symbool is voor de verhouding van Christus tegenover zijn Kerk, wordt uitgebeeld door de parallelle voorstellingen enerzijds van:

- de schepping van Eva uit de rib van Adam (eerste miniatuur)

- en het bijeenbrengen van Adam en Eva door God in het 'paradijshuwelijk' (derde miniatuur),

en anderzijds van:

- het ontstaan van de Kerk uit Jezus Christus' zijdewond (tweede miniatuur; vgl. andere afbeeldingen van Jezus met de zijdewond en van Jezus' kruisdood, die volgens het christelijk geloof verlossing en heil - in de normale heilsbedeling via de sacramenten - brengt voor het mensdom)

- en Jezus met Maria (die een symbool is van de Kerk) en het 'huwelijk' tussen Christus en de Kerk (vierde en laatste miniatuur).

Dezelfde symboliek vinden we ook terug in de iconografie van bepaalde (vrouwelijke) heiligen, die zogezegd een mystiek huwelijk met Christus hebben gesloten (zie bv. het beroemde schilderij van Hans Memling, Het mystieke huwelijk van de H. Katharina, waarop het Kind Jezus op Maria's schoot is afgebeeld terwijl het een ring aan de vinger van deze heilige schuift). Tenslotte vinden we deze symboliek in de kerkmuziek vertolkt: bv. in de cantates en passies van J.S. Bach, o.a. BWV 140 Wachet auf en het openingskoor van de Mattheüspassie, waar Jezus de bruidegom van Sion (= het volk Gods) genoemd wordt.

In recente tijden is de huwelijkssymboliek heel duidelijk aanwezig bij een aantal theologen zoals Edward Schillebeeckx (in zijn boek over Het huwelijk), Odo Casel, Henri de Lubac, Louis Bouyer en Hans Urs von Balthasar, in de liturgische poëzie en kerkliederen van o.a. Guillaume van der Graft (Willem Barnard) en Huub Oosterhuis en in de verkondiging van paus Johannes-Paulus II.

 

In zijn homilie tijdens de huwelijksviering van Filip en Mathilde heeft kard. Danneels enkele bijzondere aspecten van de sacramentele symboliek van het huwelijk belicht, zonder heel expliciet in te gaan op de verwijzing naar de verhouding van Christus tot de Kerk, hoewel die op de achtergrond zeker aanwezig was. Uitgaande van het verhaal van de bruiloft van Kana en van de parabel van de wijze en de dwaze maagden heeft hij de menselijke gaven en talenten vergeleken met de wijnkruiken en de olielampen uit deze evangeliepassages. Bij deze ‘natuurlijke’ mogelijkheden van man en vrouw noemde de kardinaal uitdrukkelijk de vruchtbaarheid: bij een huwelijk "is alles voor een ogenblik weer mogelijk, te beginnen zelfs met de komst van een nieuwe kleine mens". Wijn en olie kunnen echter op raken. De menselijke mogelijkheden zijn misschien niet toereikend om het een heel huwelijksleven vol te houden. Daarom brengt God volgens de kardinaal de menselijke gaven en talenten tot voltooiing door en in de goddelijke deugden van geloof, hoop en liefde, die Hij de huwenden in het hart stort. In deze zin is het God die man en vrouw bij elkaar brengt. Volgens kardinaal Danneels zegt God tot een bruidspaar: "Als jullie tot bij elkaar bent gekomen - zo dicht - dan is het omdat ik jullie aan mekaar heb gegeven". De dank van het bruidspaar in hun gebed na de zegening en overreiking van de ringen was hierop het antwoord.

Dat het eigenlijk God is die man en vrouw aan elkaar heeft gegeven, drukte kard. Danneels ook nog uit door in het laatste deel van zijn homilie tot Filip en Mathilde over de sacramentaliteit van hun huwelijk te spreken: "Jullie zijn gedoopt en jullie huwelijk is een sacrament. ... Nu komt de Heer Jezus naar jullie toe: Hij is de hoogste genodigde op uw Kana-feest". Zo mogelijk wordt het nog mooier gezegd in het lied van de protestantse dichter Ad den Besten (Zingt Jubilate, nr. 662): "God die ons aan elkaar als wijn te drinken geeft, zendt op het feest die daar het zoet geheim van heeft ... O Gast, Gij Zoon van God, o wijnstok sterk en fris, waaraan wij rijpen tot elkanders lafenis". Volgens de kardinaal brengt deze Gast "de wijn mee, de beste. Die is immers geperst uit de druiven die op de helling van de kruisberg zijn gewonnen en geperst in de perskuip van zijn lijden". Deze passage verwijst naar een beeld dat vooral door de christelijke iconografie bekend is: het lijden van Jezus wordt vergeleken met het persen van druiven en hieruit wordt een wijn gewonnen die in de sacramenten wordt uitgeschonken aan de gelovigen. De beroemdste voorstelling van Christus onder de wijnpers is te vinden op een schilderij in de kerk van Aarschot. Dergelijke voorstellingen zijn verwant met afbeeldingen van de zogenaamde Christusbron: uit de zijdewond van Jezus die sterft op het kruis vloeit bloed/wijn naar de vaten van de zeven sacramenten, die de Kerk doen ontstaan en in leven houden.

Het volgende beeld uit de homilie, dat van de olie die is "de traan gevloeid uit de olijfboom van zijn kruis", is minder bekend. Volgens een traditie die haar oorsprong vindt in het apocriefe, Koptisch-gnostische evangelie van Filippus zou het kruis van Christus gemaakt zijn uit een olijfboom (zie Bijbels-historisch Woordenboek, dl. 3, Utrecht-Antwerpen, 1969, kol. 512). Martinus Nijhoff zinspeelt in een van zijn bijbelse spelen op het verband tussen de olijftak en het kruis (Het heilige hout, 2de druk, ‘s-Gravenhage, 1953, p. 58: "Reeds doet de olijftak met zijn groen het kruisbeeld zien als beeld van zoen en enige hoop der stervelingen"). Het beeld van het kruis als olijfboom roept dan weer een ander beeld op: dat van het kruis als de levensboom of als levend hout. Over het kruis als boom des levens is sprake in de Apocalyps van Johannes: volgens de ziener van Patmos ontsprong in het hemelse Jeruzalem de rivier des levens aan de troon van God en het Lam en "op haar oevers, aan weerszijden, stond het geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, elke maand eens en zijn loof brengt de volken genezing" (Apok. 22,2; dit is een citaat van Ez. 47,12; vgl. ook Ez. 31,3-9 en 41,18). De rechtvaardigen "zullen recht krijgen op de boom des levens" (Apok. 22,14); hier wordt verwezen naar de boom des levens uit het aards paradijs (Gen. 2,9), waarvan de vruchten Adam en Eva vrijwaarden van lijden en dood. Het thema van de levensboom is vooral bekend geworden door een werkje van de H. Bonaventura, De Boom des Levens (vert. P. Dr. MAXIMILIANUS, O.F.M.Cap., Rotterdam, [1961]). Door toedoen van Bonaventura is de levensboom een geliefd thema geworden in de Duitse mystiek van de 14de eeuw, waar onze Ruusbroec bij aanleunt. Ook in de iconografie komt het voor (J.J.M. TIMMERS, Christelijke symboliek en iconografie, 3de druk, Haarlem, 1978, p. 94-95, nr. 209-210).

De bedoeling van deze symboliek, die de grondslag vormt van de sacramentaliteit van het huwelijk, is natuurlijk dat de huwenden er in hun diepste wezen, in hun hart, zouden door geraakt worden zodat zij de kracht krijgen aan de hoge eisen van het christelijk huwelijk te beantwoorden. Gezien echter het reeds vrij hoge en nog steeds toenemende aantal echtscheidingen en uiteengevallen huwelijken, ook onder katholieken, kan men twijfels gaan koesteren over de effectiviteit van het huwelijkssacrament. In het eerste gedeelte van zijn homilie heeft kardinaal Danneels realistisch en openhartig erkend dat we leven "in een tijd waar lange schaduwen vallen over huwelijk en gezin". Waarschijnlijk heeft in sommige kringen vooral dit gedeelte van zijn homilie indruk gemaakt. Als titel boven de publicatie van de tekst van de homilie had De Standaard een citaat uit dit gedeelte genomen: "Er is ook veel pijn tussen man en vrouw, veel onmacht en zelfs schuld". Danneels is echter van oordeel dat de erkenning van de moeilijkheden in vele huwelijken en gezinnen geenszins mag leiden tot een verzwijgen van de christelijke boodschap over het verbond tussen man en vrouw, want "als het visioen verdwijnt, verwildert het volk" (citaat: Spr. 29, 18). Volgens de kardinaal zou dit "veel erger zijn dan al het overige".

Men zou zich de vraag kunnen stellen of er geen oorzakelijk verband is tussen het verzwijgen van de christelijke boodschap over het huwelijk - het verdwijnen van het visioen - en het toenemen van de zware huwelijksproblemen en de echtscheidingen. In een artikel van enkele jaren geleden ben ik op de problematiek van de zgn. zwijgspiraal ingegaan, juist ook i.v.m. het huwelijk: "Uit enquêtes onder jongeren blijkt dat het huwelijk hoog scoort op hun waardenschaal, maar uit de statistieken van de echtscheidingen blijkt dat velen er desalniettemin niet in slagen hun verlangen naar een harmonisch gezinsleven in vervulling te doen gaan. Men kan zich afvragen of een meer expliciete verkondiging van de christelijke boodschap over het huwelijk, nl. dat de trouw van mensen aan elkaar geworteld is in Gods trouw aan de mensen, voor veel jongeren geen hulp zou kunnen zijn om te bereiken wat ze ten diepste verlangen. Thans laat men deze verkondiging dikwijls achterwege, o.a. om kinderen uit gebroken gezinnen niet te kwetsen. Aldus komt men terecht in de zwijgspiraal: omdat de huidige cultuursituatie de verkondiging van de bijbelse boodschap moeilijk maakt, zwijgt men over die bevrijdende boodschap, zodat de cultuursituatie verder verslechtert" (Marcel GIELIS, ‘Ouderschap en pedagogisch gezag als afbeelding van Gods vaderschap’, in: Emmaüs, jg. 27, nr. 5 [september-oktober 1996], p. 180). Daarom kunnen degenen die stabiele huwelijken en gezinnen een grote waarde vinden voor de samenleving, niet anders dan groot belang hechten aan het visioen over het verbond van man en vrouw dat opgeroepen werd in de viering van het prinselijk huwelijk, niet alleen door de lezingen, de homilie en de teksten van de huwelijksritus, de voorbeden en - gezien de symbolische functie van het koningshuis is dit heel belangrijk - door het gebed dat het prinselijk bruidspaar zelf heeft willen uitspreken op het einde van de huwelijksritus, maar ook door de muziek van Bach (en andere componisten) en door het verschijnen van het portret van Ruusbroec, de auteur van de Geestelijke bruiloft.

 

Terug naar het hoofdmenu