OOK DE ‘PROGRESSIEVEN’ MOETEN VATICANUM II AANVAARDEN

De opheffing van de excommunicatie van vier bisschoppen van het Pius X-genootschap door Benedictus XVI is, blijkens enkele recente bijdragen in Tertio, bij ‘progressieve’ christenen in het verkeerde keelgat geschoten. Het loont de moeite om even bij dit alles stil te staan.

Net zoals de leveranciers van deze bijdragen  hebben ook wij de woelige jaren zestig en zeventig meegemaakt tijdens onze studietijd.  Maar al vlug hebben wij van de protestbeweging van die tijd afstand genomen en zijn een andere weg ingeslagen. Het concilie betekende immers geenszins een breuk met het verleden, maar was wel – zoals bisschop Van Hende zeer juist opmerkte in zijn interview van hetzelfde Tertionummer – een ontwikkeling in continuïteit met de Traditie. Alles wat ingaat tegen die Traditie heeft – volkomen terecht – geen schijn van kans om ooit door het kerkelijk gezag aanvaard te worden. De Traditie was voor ons normerend toen we in 1970 een jeugdkoor hebben opgericht om de vernieuwde liturgie ingang te doen vinden. Dat we toen naast protestantse gezangen zeer veel 'Oosterhuis' opnamen in het repertoire bewijst dat we niet terechtgekomen waren in een versteende opvatting van de Traditie zoals we die bij de aanhangers van Lefebvre vinden. Continuïteit sluit immers geen ontwikkeling uit (zelfs niet van het dogma), maar vraagt wel dat die ontwikkeling steeds in dezelfde zin verloopt (zoals Vaticanum I én II zeggen in navolging van Vincentius van Lérins). Theologen moeten proberen die zin te ontdekken. Aan het kerkelijk gezag komt het toe een oordeel te vellen over dit streven en, tot spijt van wie het benijdt, heeft het blijkbaar zo verfoeide ‘Roomse kerkelijke machtscentrum’ terzake de zware eindverantwoordelijkheid.

Wanneer we ons dus verzetten tegen iedere verstarring bij de interpretatie van de Traditie, willen we hier toch wel pleiten voor enig begrip voor de Lefevrianen. We zijn namelijk van oordeel dat de interpretatie van Vaticanum II door de ‘progressieven’ zo mogelijk nog meer fout is dan die van de starre conservatieven en juist aanleiding heeft gegeven tot een reactie van de kant van laatstgenoemden, die tot een soort van katholiek fundamentalisme heeft geleid. Een voorbeeld: volgens De Standaard van 2 februari heeft Hans Küng erop gewezen "dat de volgelingen van Lefebvre de conclusies van het Tweede Vaticaans Concilie nooit hebben erkend. Ze zijn tegen vrijheid en gelijkwaardigheid van religies". Wanneer de interpretatie van Vaticanum II die hier aan Küng toegeschreven wordt, juist zou zijn, zou iedere rechtgeaarde katholiek zich tegen het concilie moeten verzetten. Maar het concilie heeft iets anders gezegd. Het heeft weliswaar zeer positief gesproken over de niet-christelijke godsdiensten en hun propedeutische functie erkend, doch dat is heel wat anders dan de gelijkschakeling van alle godsdiensten. Een dergelijke interpretatie van het concilie heeft, naast de liturgische en catechetische ontsporingen van de jaren zeventig, een aantal gelovigen doen verkrampen tot een fundamentalisme dat we terugvinden bij de volgelingen van Lefebvre. En we moeten vaststellen dat religieus geïnteresseerde jongeren de jongste jaren eerder oor hebben voor de evangelicale strekking in het christendom dan voor het 'progressieve' postconciliaire katholicisme.

Wat is eigenlijk de boodschap van het concilie en in welke zin wijken de 'progressieven' hiervan af? We hebben onze interpretatie van het concilie te danken aan onze bisschop die deelgenomen heeft aan het concilie. Volgens Mgr. Daem was de leer over het drievoudig ambt, de drievoudige taak van de Kerk, die vooral in de constitutie over de Kerk wordt uiteengezet, de kern van de conciliaire boodschap. Dit drievoudig ambt behelst: de verkondiging van het Woord Gods, de viering van de liturgie en de beleving van de liefde. Aan elk van deze ambten wordt door het concilie nog een aparte constitutie gewijd: resp. die over de Openbaring, over de H. Liturgie en over de verhouding van Kerk en wereld. Bisschop Daem wees erop dat er in een bepaalde zin prioriteit is van de eerste twee ambten tegenover het derde, omdat het hier gaat om de specifieke taken van de Kerk. Volgens hem vervalt men tot allerlei vormen van clericalisme en secularisme wanneer men deze prioriteit niet erkent. Dit is nu precies wat de 'progressieven' doen. Zij gaan uit van een uit haar verband gerukte constitutie over de Kerk in de wereld van deze tijd, plaatsen het pastorale ambt van de liefdebeleving voorop en huldigen (met de woorden van de Leuvense missioloog Valeer Neckebrouck) een socio-focale interpretatie van het christendom. Zij vertekenen daardoor het christendom, want zoals Matthias Smalbrugge vorige week in Tertio terecht liet opmerken: "Geloof gaat om het heilige, niet om het morele".

Maar dreigt men in onze interpretatie het geloof niet irrelevant te maken voor de hedendaagse cultuur? Wij menen dat de huidige laatmoderne cultuur bekritiseerd kan en moet worden, en die kritiek richt zich zelfs op de kern ervan. De kern daarvan is dat de laatmoderne (individuele) mens zichzelf steeds meer tot zingevend centrum verabsoluteert. En in toenemende mate worden de heilloze gevolgen daarvan duidelijk.  Dit narcistische subjectivisme staat overigens lijnrecht tegenover het christendom.   Daardoor kan het christendom, wil het zichzelf zijn, voor deze cultuur niet anders dan een aanstootgevend ‘skandalon’ zijn en dus mogen de christenen, met de woorden van Ludo Van den Eynden, best wat ‘bokkig’ zijn ten aanzien van deze cultuur. Net zoals paus Benedictus die het, met zijn enorme filosofische en theologische bagage, in zijn herdersambt duidelijk aan de stok heeft met deze westerse culturele zelfvoldaanheid. De dialoog tussen christendom en cultuur is een helse opdracht geworden. Misschien duurt het nog ettelijke jaren voor deze cultuur een openheid krijgt voor een boodschap die niet vanuit de mens zelf opstijgt. En die dialoog kan ook mislukken. Maar hij is reeds bij voorbaat mislukt wanneer de Kerk de vooronderstellingen van deze cultuur kritiekloos overneemt, zoals bv. Hans Küng doet waar hij kiest voor de gemakkelijke weg van het culturele conformisme.  Voor het christendom, en ook voor de ernstige dialoog tussen christendom en cultuur, wordt hij meteen irrelevant.

Vele ‘progressieve’ christenen, die de strijd tegen de uitsluiting hoog in het vaandel dragen, hebben het wel moeilijk met de opheffing van de excommunicatie van hun antipode, het Pius X-genootschap. Benedictus XVI heeft echter van meet af aan duidelijk gemaakt dat de volledige opheffing van de breuk impliceert dat de volgelingen van Lefebvre Vaticanum II aanvaarden. Maar dat laatste moet ook verwacht worden van de ‘progressieve’ katholieken, want ook zij hebben het concilie nog niet aanvaard. Meer zelfs: terecht sprak Frans Verleyen van een verzwegen schisma, het schisma tussen de ‘progressieven’ en de katholieke Kerk.

Marcel Gielis

Frans Van Looveren

(Marcel Gielis is docent aan de Faculteit Katholieke Theologie van de Universiteit van Tilburg.  Frans Van Looveren is licentiaat in de toegepaste theologie.)

 

toelichtingen van de auteurs