't Bels Lijntje Turnhout-Tilburg

Column uitgesproken op de Groot-Kempische Cultuurdag te Tilburg op 26 september 2009

door Marcel Gielis

 

 





Toen ik enkele dagen geleden wat nader het programma van vandaag bekeek, schrok ik toch wel even, want ik werd daar opgevoerd werd als columnist. Ik heb mij al wel over een veelheid van onderwerpen geuit en daarbij gebruik gemaakt van diverse media, maar ik heb eigenlijk nog nooit een column geschreven. Omdat ik er dan vandaag een moest uitspreken, ben ik toch maar gaan nakijken wat een column juist is. Een interessant artikel vond ik in Wikipedia: "Een column is een kort stukje proza waarin de auteur spits en uitdagend zijn mening ventileert", stond daar en er was ook sprake van 'gesproken columns'. Intrigerend vond ik de slotzinnen van het artikel: "Aan columnisten wordt door de Nederlandse rechter een grote mate van vrijheid toegekend in hun columns. Deze vrijheid kan zich ook uitstrekken tot teksten die, als ze buiten een column geschreven zouden zijn, als kwetsend of beledigend gekenmerkt worden". Dit leek mij van enig belang gezien het onderwerp van deze column.



Als onderwerp is mij opgegeven "'t Bels Lijntje". Over deze vroegere spoorlijn tussen Turnhout en Tilburg die thans is herschapen tot een fietspad heeft een goede bekende van mij uit de Heemkundekring van Baarle, Josée Slegers, behalve een licentiaatsverhandeling ook een artikel gepubliceerd in het jaarboek van Taxandria van 1992. Een foto van het begin van deze spoorlijn in Tilburg prijkt op de omslag van dit jaarboek, dat verscheen als product van een van de grensoverschrijdende culturele en economische activiteiten die door Tilburg en Turnhout georganiseerd werden in het kader van Europa 1992. Nu lijkt dat Bels Lijntje niet onmiddellijk een controversieel onderwerp waarover in een column een mening zou moeten worden geventileerd. Maar ik denk dat de inrichters van deze dag het Bels Lijntje als onderwerp opgaven, omdat ze deze vroegere spoorlijn zagen als een symbool voor de relatie tussen Tilburg en Turnhout en bij uitbreiding tussen Nederland en België of Vlaanderen. Daarover wil ik het dan nu ook hebben. Dat dit onderwerp wel stof tot controverse kan bieden is de laatste weken overduidelijk gebleken. Maar, wees gerust, ik ga hier niet nogmaals zeuren over de uitdieping van de Schelde, want dat is een aangelegenheid van Vlaamse commerçanten [commersanten?] en daar behoor ik niet toe. Ik denk - als men mij hier laat spreken over de verhouding België - Nederland - dat men dan verwacht dat ik dat doe vanuit mijn ervaring als Nederbelg, als Belg die achtereenvolgens in Antwerpen, Weelde en Turnhout gewoond heeft, maar sinds 1976 werkt in Nederland, meer bepaald aan Universiteit hier in Tilburg. En dat wil ik dan ook doen! Maar ik moet wel onmiddellijk zeggen dat die ervaring niet zo positief voor België. Ik heb bij herhaling ondervonden dat België zijn grensarbeiders op een schandalige manier behandeld. En het zou wel eens kunnen gebeuren dat ik vanuit deze ervaring uitspraken doe die als "kwetsend of beledigend gekenmerkt" kunnen worden. Maar gelukkig bevind ik mij op Nederlandse bodem, waar een Nederlandse rechter bevoegd is, en die is, als we Wikipedia mogen geloven, zeer mild voor columnisten.



Doch wanneer ik zo dadelijk wat zal vertellen over mijn ervaringen als grensarbeider en daaruit conclusies zal trekken die niet zo positief zijn voor België, dan doe ik dat ook omdat ik daaraan beschouwingen kan vastknopen over gebeurtenissen en figuren uit het verleden van Tilburg en Turnhout, die relevant kunnen zijn inspiratie kunnen bieden om de problemen waar ik op gewezen heb, op te lossen. Het is dus geenszins mijn bedoeling om de anti-politiek te voeden, maar wel om uit het verleden van onze grensstreek - ik ben tenslotte ook historicus - inspiratie te halen voor een beter beleid.



Nu eerst mijn ervaringen als grensarbeider. Meer dan een decennium lang heb ik gedacht dat ik door in België te wonen en in Nederland te werken in een welhaast ideale situatie verkeerde. Bijvoorbeeld het geklungel in de België - denk maar aan de figuur van begrotingsminister Mathot die de laatste tijd af en toe weer in de herinnering wordt geroepen -, dus het geklungel dat leidde tot de devaluatie van de frank in 1982, maakte dat wij, grensarbeiders, die ons loon in Nederland kregen, maar het in België opdeden, plots aanzienlijk meer verdienden. Maar ik ben wel van gedacht veranderd in 1989, in veel opzichten ook voor mij een cruciaal jaar. Ik ben mij toen echt gaan afvragen of het wel zo'n goed idee was om in België te blijven wonen. Er is in dat jaar in ons gezin iets gebeurd wat in Nederland en België de pers heeft gehaald en waar ik nu wat achtergronden wil van schetsen. Ter gelegenheid van de geboorte van ons zevende kind eiste de Belgische staat van mijn vrouw een klein miljoen franks of zowat 25000 euro aan kindergeld terug. Men vond namelijk dat mijn vrouw de rechten die zij ontegensprekelijk had op de sociale zekerheid in België, sinds 1985 had moeten laten vallen omwille van de rechten die ik hier in Nederland had, maar die slechts iets meer dan de helft van dat geld zouden opleveren. Wij vonden dat een flagrante discriminatie van de vrouw, maar tot onze grote verbazing was dat niet voor iedereen evident en hebben we in België, om dat aan te tonen, een proces moeten voeren van meer dan vier jaar - en zelfs acht jaar als men de beroepsprocedure meetelt, maar dat was grotendeels een formaliteit, want 'al' na die vier jaar hadden we het miljoen franks dat in 1989-90 was opgeëist, teruggekregen.



In heel deze zaak heb ik heel veel geleerd over de verhouding België - Nederland. Onze problemen in 1989 werden veroorzaakt door de interpretatie die men in België gaf aan de Europese regelgeving. In België kon toen wel geen enkele ambtenaar uitleggen wat die interpretatie juist inhield. Dat heb ik moeten vernemen op het Bureau voor Belgische Zaken in Breda, in Nederland dus, terwijl dit land zelf nochtans een heel andere interpretatie huldigde. Toen ik de ambtenaar in Breda daarop attent maakte en zei dat dat toch niet kon kloppen, antwoordde die dat hij het zijn taak was om informatie te geven over de Belgische interpretatie van wetten, maar niet om daar een oordeel over te vellen. De bevoegde diensten in België interpreteerden toen t.a.v. Belgische grensarbeiders in Nederland en hun echtgenoten - in overgrote meerderheid natuurlijk echtgenotes - de Europese richtlijnen en verordeningen inzake kindergeld op een bijzonder perfide manier! Regels die bedoeld waren om die grensarbeiders aan hun rechten te helpen in het land waar zij werkten (in Nederland dus), werden verdraaid tot regels om van de echtgenotes van die grensarbeiders het kindergeld af te pakken in het woonland (in België dus). Ge moet maar durven!



Deze foute interpretatie was ingevoerd in 1985, toen Nederland een zeer ingrijpende hervorming van de sociale zekerheid doorvoerde. Die hervorming was nodig om de EEG-richtlijn van 1978 over de gelijke behandeling van mannen en vrouwen voor de sociale zekerheid om te zetten in nationale wetgeving. De lidstaten hadden daarvoor zeven jaar de tijd. Nederland heeft de richtlijn dus netjes op tijd uitgevoerd. België daarentegen heeft dat zelfs nu nog niet gedaan! En nu kan ik het toch niet laten om toch iets te zeggen over de Schelde: op grond van mijn ervaring als grensarbeider kan ik niet anders dan mij mateloos ergeren aan Vlaams minister-president Peeters wanneer die zeurt over het niet uitvoeren van een verdragje van een paar jaar geleden, terwijl richtlijnen die krachtens het Europees verdrag reeds decennia geleden hadden moeten uitgevoerd worden, nu nog altijd met de voeten worden getreden.



Die affaire waarin ik in 1989-90 verwikkeld ben geraakt heeft mij danig aan het denken gezet. Wat is er juist gebeurd in België en meer bepaald in Vlaanderen, waar ik leefde, dat dergelijke dingen mogelijk zijn? Ik heb toen uiteindelijk de volgende stelling geformuleerd: rond 1989 greep in Vlaanderen een mentaliteitsverandering plaats, die tegengesteld was aan degene die rond dezelfde tijd in Nederland gebeurde. In Nederland waren in de jaren zestig de levensbeschouwelijke zuilen aan het wankelen gegaan en vervolgens in elkaar gestort. In Vlaanderen waren die overeind gebleven hoewel de katholieke zuil bv. innerlijk was uitgehold en zijn ziel verloren had. Maar de gevolgen van het proces van secularisering of onttraditionalisering, zoals men thans wel eens zegt, openbaarden zich in Vlaanderen twintig jaar later dan in Nederland, op het ogenblik dat men zich hier kritische vragen begon te stellen bij dat proces. In de jaren negentig kon ik in mijn woonland de stelling horen verkondigen: 'Vlaanderen seculariseert in een ras tempo!' Ik dacht toen: als men dat in het buitenland zegt, zal daarop de vraag volgen: 'Nu pas?'



Als resultaat van mijn denken over wat zich rond 1989 heeft voorgedaan heb ik bijvoorbeeld in 1997 een naar het schijnt nogal omstreden artikel geschreven in een lustrumbundel van de Theologische Faculteit van Tilburg. De titel van deze bundel was: De passie van een grensganger. Deze titel had voor mij betekenissen die de redacteurs waarschijnlijk niet bedoeld hebben, maar in het licht van wat ik zojuist verteld heb, wel duidelijk zullen zijn. Mijn artikel in die bundel ging over het nut van de geschiedenis en over het belang van de traditie. In mijn besluit verwijs ik naar de Franse filosoof en romancier Pascal Bruckner die zich verzet tegen een totale emancipatie uit de traditie en tegen de vervanging van traditie door zelf geconstrueerde wettelijke codes, zoals volgens hem in de Amerikaanse samenleving toen was gebeurd: "Dat is geen humane samenleving meer. Je moet de traditie, het gemeenschappelijke opwaarderen. Want als ieder van ons zijn eigen wensen volgt en zijn eigen waarheid uitdraagt, hoe kun je dan samenleven?"



Het is in het kader van mijn interesse voor traditie dat ik o.a. de geschriften van een grote Tilburger bestudeerde die tweehonderd jaar geleden opvattingen verkondigde die relevant kunnen zijn voor de oplossing van actuele samenlevingsproblemen. Deze grote Tilburger is Anthonius van Gils, die vorig jaar herdacht is omdat hij - zoals onze huidige stadsdichter Kees van Raak vertelde in de film die we toen gemaakt hebben - 250 jaar vroeger hier een beetje verder op de hoek van de Stationsstraat en Noordstraat geboren is. Van Gils heeft blijkbaar ook iets met het Bels Lijntje want in de inzet van de afbeelding op de kaft van het jaarboek Taxandria uit 1992 zien we een foto van een boek dat opgedragen is aan Van Gils. De Tilburger Van Gils heeft inderdaad wat te maken met Turnhout, want hij heeft zijn middelbaar onderwijs genoten in de Latijnse school aldaar. Daarna ging hij naar Leuven, waar hij in 1779 primus werd in het algemeen examen waarin de vier pedagogieën van de artesfaculteit met elkaar rivaliseerden. Een vergelijking met wat gebeurt in het Zweinstein van Harry Potter ligt voor de hand, want de auteur van deze boeken heeft zich inderdaad geïnspireerd op de gebruiken van de oude universiteiten, zoals die van Leuven. Een primus werd uitvoerig gevierd niet alleen in Leuven en in zijn geboorteplaats, maar ook in de plaats waar hij zijn middelbare studies had gedaan. Dat boekje dat op de kaft van dit jaarboek is afgebeeld, bevat de huldegedichten en de lofzangen die voor primus Van Gils in Turnhout ten gehore zijn gebracht. Het boekje dat berust in het Stadsarchief van Turnhout heeft overigens nog een andere relatie met Tilburg: bij de festiviteiten van 1992 heeft de gemeente Tilburg dit boekje laten restaureren als geschenk voor Turnhout.



Nadat hij primus van de artesfaculteit was geworden, ging Van Gils theologie studeren, wat betekent dat hij meteen koos voor een geestelijke levensstaat. Na zijn theologiestudies zou hij als voormalige primus in 'normale' omstandigheden zelf professor geworden zijn in de faculteit der godgeleerdheid. Doch we zijn hier in de tijd dat de Oostenrijkers de baas speelden in het huidige België en dat de Oostenrijkse keizer Jozef II meende zich te moeten bemoeien met allerlei kerkelijke en religieuze aangelegenheden, zodat hij bekend is geworden als de keizer-koster. Ook het onderwijs, zelfs het strikt kerkelijk onderwijs wilde hij regelen en hij richtte in 1786 te Leuven een seminarie-generaal op. Van Gils weigerde professor te worden aan deze instelling en gaf er de voorkeur aan kapelaan te worden in Noord-Brabant. Deze keuze is bepalend voor het verdere leven van Van Gils. Eigenlijk trad hij hiermee toe tot de oppositie tegen de zogezegde verlichte hervormingen en tegen allerlei vormen van ingrijpen van de staat in het leven van de Kerk.



Doch juist als opposant van keizer-koster Jozef II werd Van Gils enkele jaren later toch nog theologieprofessor in Leuven. In hetzelfde jaar 1789 als in Parijs de Franse Revolutie uitbreekt, voltrok zich in de Zuidelijke Nederlanden de Brabantse Omwenteling. De Oostenrijkers, de troepen van Jozef II, werden toen verslagen in de straten van Turnhout en het huidige België kende als de Verenigde Nederlandse Staten een korte periode van onafhankelijkheid. De eerste regel van het Turnhouts volkslied luidt: "Turnhout eerste troost der Staten" omdat Turnhout de eerste stad was die in 1789 bevrijd was van de Oostenrijkers. En na de slag van Turnhout werd de universiteit van Leuven in haar oude glorie hersteld en Van Gils werd naar Leuven geroepen om daar theologieprofessor te worden.



In de verdere geschiedenis van de Nederlanden tot 1830 zien we vervolgens heersers optreden die in de voetsporen stappen van keizer-koster Jozef II: de Franse Republiek, keizer Napoleon én koning Willem I. En in het verzet daartegen beroept men zich telkens op wat in 1789 gebeurd is toen de Brabanders keizer-koster Jozef II in Turnhout klop hebben gegeven. Uitingen van verzet tegen onterechte inmenging van de staat in de godsdienstaangelegenheden en/of in het onderwijs zijn achtereenvolgens: de Boerenkrijg in 1798, de opstand van pastoors tegen Napoleon rond 1810 vooral in de Antwerpse Kempen en in Noord-Brabant en tenslotte de Belgische Opstand tegen koning Willem I, die begint in 1825 met het protest van katholieken tegen de onderwijspolitiek van Willem I. Er is dus van 1798 tot 1830 continuïteit in de godsdienst- en onderwijspolitiek van de opeenvolgende keizers-koster én in het verzet daartegen. En bij al die verzetsbewegingen heeft Anthonius van Gils een belangrijke rol gespeeld; hij zag dat verzet telkens als een strijd voor godsdienstvrijheid. Wanneer men in dit perspectief de geschiedenis beschouwt, kan men enkele stellingen poneren:

1) België is eigenlijk al in 1789 in Turnhout ontstaan en wel in de strijd voor godsdienstvrijheid.

2) Een Tilburger, namelijk Anthonius van Gils, heeft juist als strijder voor godsdienstvrijheid bij het ontstaan van België een belangrijke grote rol gespeeld.



Als men ziet welke problemen zich thans in Vlaanderen en meer bepaald in het Vlaams onderwijs voordoen in verband met de multiculturele samenleving, waarbij ook herhaaldelijk een verband wordt gelegd met de kwestie van de godsdienstvrijheid, denk ik dat daar nog een derde stelling kan aan toegevoegd worden:

Wat Anthonius van Gils, die waarschijnlijk de belangrijkste Nederlandstalige denker en auteur van zijn tijd was, over godsdienstvrijheid geschreven heeft is ook thans nog altijd het overdenken waard. Vele problemen worden immers veroorzaakt door zogezegd verlichte keizers-koster.